• zin·ge·vend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zingevend zingevender zingevendst
verbogen zingevende zingevendere zingevendste
partitief zingevends zingevenders -

zingevend

  1. van iets dat het nuttig en goed is om te doen
    • Als chauffeur bij taxibedrijf Lyft probeert ex-commando Robert McCall (Washington) zijn bestaan in te vullen met rust, regelmaat en het lezen van zingevende literatuur als Marcel Prousts À la recherche du temps perdu. Maar als in Brussel zijn beste vriendin en CIA-agente Plummer (Melissa Leo) wordt geliquideerd, transformeert McCall weer in de stoïcijnse wraakengel die maar één doel heeft: genadeloze vergelding. [1] 
    • De mens is een zingevend wezen die reflecteert op de zin der dingen, en niet het minst op de zin van het eigen bestaan, zeker waar die sociaal, fysiek en emotioneel wordt bedreigd. [2] 
    • Blijvend herdenken kan daarom het best door het actualiseren van thema’s van toen in de situatie van nu. Niet manipulerend, wél richting- en zingevend. Jongere generaties Japanners zouden ons daar wel eens heel behulpzaam bij kunnen zijn. [3] 
90 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]