Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·huis·lucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenhuislucht ziekenhuisluchten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ziekenhuisluchtv / m

  1. de typische geur van ontsmettingsmiddelen die binnen een ziekenhuis heerst
     De telefoon bij de meldkamer van de DCMR Milieudienst Rijnmond staat woensdagavond roodgloeiend. Om 21.00 uur hadden 54 bellers een ,,lucht van verbrand plastic of ,,een ziekenhuislucht gerapporteerd.[2]
     Bij de Milieudienst Rijnmond komen overigens nog steeds klachten binnen over stankoverlast. De geur komt vrij op het terrein van Vopak in de Botlek. In totaal hebben sinds het bedrijfsongeval donderdag 533 mensen geklaagd. Zij roken een ziekenhuislucht.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Veel klachten over stank in Rijnmond” (5 januari 2011), Het Parool
  3.   Weblink bron “Alarmsirenes maken geen indruk” (20-01-2003), Reformatorisch Dagblad