Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·huis·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenhuisgroep ziekenhuisgroepen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ziekenhuisgroepv / m

  1. een aantal ziekenhuizen die werken onder een gemeenschappelijke leiding
     De toekomstplannen van de directie liggen nu ter advies bij vertegenwoordigers van medewerkers en patiënten. Ook gaat de ziekenhuisgroep erover praten met zorgverzekeraars en banken. De raad van toezicht komt naar verwachting in juli met een oordeel. Daarna volgt het definitieve besluit.[1]
     De ziekenhuizen van Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) in Hengelo en Almelo kunnen zich geen versoepelingen van de coronamaatregelen veroorloven vanwege het hoge aantal besmettingen. Ziekte-uitval is hoog en het aantal patiënten met covid loopt op.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Ziekenhuis Bronovo in Den Haag blijft toch open” (10 mei 2022), NOS
  2.   Weblink bron
    Frank Timmers
    “Corona leidt nog altijd tot problemen in ZGT: veel ziekenhuispersoneel ziek” (20-03-2022), Tubantia