Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·huis·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenhuisgebouw ziekenhuisgebouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het ziekenhuisgebouwo

  1. gebouw waarin zieke mensen behandeld worden
     In 2018 verlaat het MST de locatie Ariënsplein en wordt die afgestoten. Wat er met dat oude ziekenhuisgebouw en de grond gebeurt, is nog onzeker.[1]
     Toch valt de hartekreet van Walter Mastboom goed te begrijpen. Natuurlijk doelt hij niet op nog een groot nieuw ziekenhuisgebouw ergens bij Borne – het meest centraal gelegen in Twente. Hij droomt van één Twentse ziekenhuisorganisatie.[2]
     De huisartsen in Hengelo hebben nóg een belang in het openblijven van de SEH. De huisartsenpost in Hengelo wil verhuizen naar het ziekenhuisgebouw en daar intrekken bij de SEH.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Opknapplan oude ziekenhuis Enschede” (19-02-2015,), Tubantia
  2.   Weblink bron “Blog: Ziekenhuisfusie tussen MST en ZGT? Hoezo?” (29-05-2016), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Josien Kodde
    “Huisartsen in Hengelo bang voor ‘halfslachtig ziekenhuis’” (31-10-2017), Tubantia