Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeur·kas·sa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeurkassa zeurkassa's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zeurkassav / m

  1. (economie) kassa met duidelijk zichtbaar opgesteld snoepgoed met de bedoeling dat ouders snoep kopen voor de daarom zeurende kinderen

Gangbaarheid