Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeun·tje
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord zeuntje zeuntjes

Zelfstandig naamwoord

het zeuntjeo dim. tant.

  1. (scheepvaart) jonge matroos belast met corvee, zoals het rondbrengen van voedsel en het doen van de vaat
    • Het zeuntje haalde na de maaltijd de borden op. 

Gangbaarheid

37 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be