• cor·vee
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beurtelings te verrichten werkzaamheden’ voor het eerst aangetroffen in 1815 [1]
  • van het Latijns corrogare, oproepen [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord corvee corvees
verkleinwoord corveetje corveetjes

het corveeo

  1. herendienst
  2. terugkerende taken in een huishouden die over de leden ervan zijn verdeeld, vaak bij toerbeurt
    • In een samenleving kunnen alledaagse karweitjes zoals afwassen en boodschappen doen door verschillende mensen gedaan worden door onderling afspraken te maken hoe de te verrichten arbeid het beste, het meest rechtvaardig of het handigst, verdeeld kan worden. Deze verdeling noemt men corvee 
vervoeging van
corveeën

corvee

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van corveeën
    • Ik corvee. 
  2. gebiedende wijs van corveeën
    • Corvee! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van corveeën
    • Corvee je? 
97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]