zetten vol
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zetten vol (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzɛtə(n) ˈvɔl / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- zet·ten vol
Woordherkomst en -opbouw
- uit zetten (werkwoord) en vol (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
volzetten |
zetten (…) vol
- meervoud tegenwoordige tijd van volzetten
vervoeging van |
---|
volzetten |
zetten (…) vol
- meervoud verleden tijd van volzetten
- Wij zetten vol.
- Jullie zetten vol.
- Zij zetten vol.
- Wij zetten vol.
Gangbaarheid
- Het woord 'zetten vol' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.