• zet·ten te·rug
vervoeging van
terugzetten

zetten (…) terug

  1. meervoud tegenwoordige tijd van terugzetten
vervoeging van
terugzetten

zetten (…) terug

  1. meervoud verleden tijd van terugzetten
    • Wij zetten terug. 
    • Jullie zetten terug. 
    • Zij zetten terug.