zesenvijftigjarig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zes·en·vijf·tig·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zesenvijftigjarig
verbogen zesenvijftigjarige
partitief zesenvijftigjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

zesenvijftigjarig

  1. 56 jaren durend
    • Gedurende dit zesenvijftigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 56 jaar
    • Bij de brand viel helaas een zesenvijftigjarig slachtoffer. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid