• zes·en·twin·tig·hoek
enkelvoud meervoud
naamwoord zesentwintighoek zesentwintighoeken
verkleinwoord - -

de zesentwintighoekm

  1. (meetkunde) meetkundige figuur met zesentwintig zijden en hoeken
     Bij de zesentwintighoek hoort u alleen 3x - x3 = √( 2 - √( 2 + x ) ) te vinden (…).[1]
  1.   Weblink bron
    Steven Wepster
    Van Ceulens veelhoeken en veeltermen in: Nieuwe Wiskrant, jrg. 28 nr. 1 (september 2008), Freudenthal Instituut, Utrecht, p. 47 kol. 1