• zend her·uit
vervoeging van
heruitzenden

zend (…) heruit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heruitzenden
    • Ik zend heruit. 
  2. gebiedende wijs van heruitzenden
    • Zend heruit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heruitzenden
    • Zend je heruit?