• zelf·ver·vul·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfvervulling zelfvervullingen
verkleinwoord

de zelfvervullingv

  1. de complete ontplooiing van de eigen persoonlijkheid
     Vrijheid betekent niet ”loskomen van de zwaartekracht” en doen alsof je door het raam weg kunt vliegen. Vrijheid heeft niets te maken met autonomie, zelfvervulling, zelfontplooiing en zelfexpressie. Vrijheid legitimeert zich juist in relatie tot anderen. Daarom is vrijheid een roeping en een opdracht tussen mensen, en niet een eenzame weg van het ”ik” dat zichzelf als project heeft.[2]
     We streven naar perfectie, zelfontplooiing en zelfvervulling, en dat moet allemaal bij elkaar komen in die ene relatie met de ‘ware’.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    rof. dr. Henk Bakker
    “Vrijheid als roeping” (04-05-2018), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    Elise Verschuure
    “Liefde waarin Christus centraal staat” (15-06-2018), Reformatorisch Dagblad