zelfopofferend
- zelf·op·of·fe·rend
- samenstelling van zelf zn en opofferend ww
stellend | |
---|---|
onverbogen | zelfopofferend |
verbogen | zelfopofferende |
partitief | zelfopofferends |
zelfopofferend [1]
- het eigenbelang opzijzettend met als doel iets of iemand te helpen
- ▸ "Wij en ons zelfopofferende, strijdvaardige en heroïsche volk zeggen tot u: altijd voorwaarts naar de overwinning", sprak Fidels broer Raul.[2]
- ▸ Het draait rond de zelfopofferende liefde van een Engels plattelandsmeisje voor een wilde Amerikaanse jongen die illegaal met zijn vader in de bossen leeft.[3]
- Het woord 'zelfopofferend' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Linkse bondgenoten herdenken Castro in Havana” (30 nov. 2016), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron “P.F. Thomése: ‘Als mijn boekenkast een zelfportret is, dan ben ik geniaal’” (01/06/2016), HP de Tijd