Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·ge·ko·zen
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zelfgekozen
verbogen
partitief zelfgekozens

Bijvoeglijk naamwoord

zelfgekozen [1]

  1. door iemand zelf geselecteerd en dus niet door iets of iemand anders opgedrongen
     “In vrijheid kunnen kiezen moedigt aan om zelfstandig te denken, om je als individu goed te informeren, je een mening te vormen en om je kritisch te verhouden tot de zelfgekozen volksvertegenwoordiging en regering. Het vraagt en stimuleert betrokkenheid. Juist onze huidige vrijheid om te kunnen én mogen kiezen schept een verantwoordelijkheid deze vrijheid te beschermen."[2]
     In tegenstelling tot het soortgelijke systeem bij Mercedes kan je bij BMW deze digitale butler ook een zelfgekozen naam geven.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Burgemeester Schelberg: ‘We moeten de vrijheid beschermen’” (04-05-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Niek Schenk
    “Nieuwe BMW 1 Serie: ruimer, met voorwielaandrijving en zonder autosleutel” (27-05-2019), Tubantia