zeispreuk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zei·spreuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zei ww en spreuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeispreuk | zeispreuken |
verkleinwoord | zeispreukje | zeispreukjes |
Zelfstandig naamwoord
- een apologisch gezegde met zelfspot, vaak in de vorm van een bekend gezegde met een ironische toevoeging waarin het woord zei voorkomt
- «"Kruis of munt" zei de non en trouwde de bankier» is een zeispreuk.
Gangbaarheid
- Het woord zeispreuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeispreuk" herkend door:
9 % | van de Nederlanders; |
21 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be