zeiksnor
- zeik·snor
- samenstelling van zeik ww en snor [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeiksnor | zeiksnorren |
verkleinwoord | zeiksnorretje | zeiksnorretjes |
de zeiksnor m
- een afhangende, weinig aantrekkelijke snor
- Wanneer verzorg je die zeiksnor van je eens? [2]
- (scheldwoord) iemand die zeurt en klaagt
- Wat een zeiksnor is dat, zeg.
- Het woord zeiksnor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeiksnor" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ zeiksnor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be