Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zegt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afzeggen

zegt (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzeggen
    • Jij zegt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzeggen
    • Hij zegt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afzeggen
    • Zegt af! 

Gangbaarheid