Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zegs·mens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zegsmens zegsmensen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zegsmensv / m

  1. (beroep) persoon die in naam van een organisatie of een persoon het woord voert
Synoniemen

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be