Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zee·wijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeewijf zeewijven
verkleinwoord zeewijfje zeewijfjes

Zelfstandig naamwoord

het zeewijfo

  1. een persoonsbenaming voor een gehaaide en/of met de zee verbonden vrouw.
    • Als er in 1403 een zeewijf het Purmermeer binnenspoelt neemt de Edamse gemeenschap haar liefdevol op. 

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be