Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeep·merk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeepmerk zeepmerken
verkleinwoord zeepmerkje zeepmerkjes

Zelfstandig naamwoord

het zeepmerko

  1. een merk van zeepartikelen.
    • Het zeepmerk werd slechts bij één winkelketen verkocht. 

Gangbaarheid