• zee·nat
enkelvoud meervoud
naamwoord zeenat -
verkleinwoord - -

het zeenato

  1. (dichterlijk) het water van de zee
    • En zo viel hij in het bruisende zeenat... 
52 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be