zedenpreker
- Geluid: zedenpreker (hulp, bestand)
- ze·den·pre·ker
- samenstelling van zede en preker met het invoegsel -n-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zedenpreker | zedenprekers |
verkleinwoord | zedenprekertje | zedenprekertjes |
de zedenpreker m
- iemand die zedenpreken houdt
- Hij is al jaren een verwoed zedenpreker.
- Het woord zedenpreker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.