Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·ter·dag·ama·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaterdagamateur zaterdagamateurs
verkleinwoord zaterdagamateurtje zaterdagamateurtjes

Zelfstandig naamwoord

de zaterdagamateurm

  1. een voetballer die speelt in de op zaterdag gespeelde amateurcompetitie
    • De zaterdagamateurs zijn ontstaan doordat speler van christelijke huize bezwaar hadden tegen het spelen op de Dag des Heren. 

Gangbaarheid