• zand·taart·je
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord zandtaartje zandtaartjes

het zandtaartjeo

  1. met een zandvormpje nagemaakt gebakje uit zand
    • De kinderen zaten op het strand zandtaartjes te maken. 
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zandtaart