• zak·ken·vul·lend
vervoeging van: zakkenvullen
verbogen vorm: zakkenvullende

zakkenvullend

  1. onvoltooid deelwoord van zakkenvullen
    • de topman ging zakkenvullend door het leven 
stellend
onverbogen zakkenvullend
verbogen zakkenvullende
partitief zakkenvullends

zakkenvullend

  1. (pejoratief) te veel geld verdienend
    • Minder opgetogen geluiden zijn er ook bij de oppositie. 'Rutte heeft zich weer laten afbluffen', vindt PVV-leider Geert Wilders. 'De hardwerkende Nederlanders en onze ouderen moeten bloeden voor de zakkenvullende Brusselse eurocraten en de Zuid-Europese landen. Brussel mag weer 960 miljard over de balk smijten terwijl Rutte in Nederland 28 miljard bezuinigt.' [1] 
    • Een mogelijk conflict over een dubbel lidmaatschap van zowel de VVD als ook van het CDA is voor VVD-lijstduwer Jan Haarhuis uit Agelo in de kiem gesmoord. En ook de commotie over zijn uitspraak van ’zakkenvullende VVD’ers’ is na het telefoontje van Benno Brand teruggebracht tot ’een storm in een glas water’. Een politieke rel is bezworen. [2]