• za·ken·doen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zakendoen
deed zaken
zakengedaan
onregelmatig volledig

zakendoen

  1. inergatief commerciële activiteiten ontplooien
    • Het was prettig met u zakengedaan te hebben. 
88 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be