zakendoen
- za·ken·doen
- samenstelling van zaak en doen met het invoegsel -en-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zakendoen |
deed zaken |
zakengedaan |
onregelmatig | volledig |
zakendoen
- inergatief commerciële activiteiten ontplooien
- Het was prettig met u zakengedaan te hebben.
- Het woord zakendoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zakendoen" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be