Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·ken·ban·kier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakenbankier zakenbankiers
verkleinwoord zakenbankiertje zakenbankiertjes

Zelfstandig naamwoord

de zakenbankierm

  1. (beroep) een bankier die zich richt op financiële diensten aan het bedrijfsleven
    • Hij wil zakenbankier worden. 

Gangbaarheid