zakenbankier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- za·ken·ban·kier
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zaak en bankier met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zakenbankier | zakenbankiers |
verkleinwoord | zakenbankiertje | zakenbankiertjes |
Zelfstandig naamwoord
de zakenbankier m
- (beroep) een bankier die zich richt op financiële diensten aan het bedrijfsleven
- Hij wil zakenbankier worden.
Gangbaarheid
- Het woord zakenbankier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.