zagen in
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zagen in (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzaɣə(n) ɪn / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˌzaχə(n)ˈɪn/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /zaɣə(n)ˈɪn/
Woordafbreking
- za·gen in
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inzagen |
zagen (…) in
- meervoud tegenwoordige tijd van inzagen
vervoeging van |
---|
inzien |
zagen (…) in
- meervoud verleden tijd van inzien
- Wij zagen in.
- Jullie zagen in.
- Zij zagen in.
- Wij zagen in.