zageman
- za·ge·man
- samenstelling van zaag ww en man met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zageman | zagemannen |
verkleinwoord | zagemannetje | zagemannetjes |
de zageman m
- iemand die tot vervelens toe doorpraat
- Wees toch geen zageman!
- een figuur in de vorm van iemand met een zaag met een tegengewicht die op de rand van de tafel te balanceren gezet wordt, eertijds als aanduiding in een kroeg dat het tijd werd elders te gaan zagen
- een kinderspel waarbij kinderen een ketting vormen, het kind aan het einde met haar vrije arm tegen een muur leunt en de ketting onder haar arm door beweegt
- Het woord zageman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zageman" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be