zag voorbij
- Geluid: zag voorbij (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzɑx vorˈbɛi / (3 lettergrepen)
- zag voor·bij
vervoeging van |
---|
voorbijzien |
zag (…) voorbij
- enkelvoud verleden tijd van voorbijzien
- Ik zag voorbij.
- Jij zag voorbij.
- Hij, zij, het zag voorbij.
- Ik zag voorbij.
- Het woord zag voorbij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.