zag door
- Geluid: zag door (hulp, bestand)
- IPA: / zɑx door / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /zɑχˈdo̝r/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /zɑxˈdor/
- zag door
vervoeging van |
---|
doorzien |
zag dóór
- enkelvoud verleden tijd van doorzien
- Ik zag door.
- Jij zag door.
- Hij, zij, het zag door.
- Ik zag door.
- Het woord zag door staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.