Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaal·huur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaalhuur zaalhuren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zaalhuurv / m

  1. de huur die betaald moet worden voor een zaal
    • De zaalhuur werd contact voldaan en niet via digitale overmaking, wat erg raar was. 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be