• woor·den·kra·me·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord woordenkramerij woordenkramerijen
verkleinwoord

de woordenkramerijv

  1. met zeer veel woorden weinig tot niets zeggen
    • Omdat beide partijen bijna in slaap gesukkeld zijn bij de woordenkramerij van het seminar, hebben ze genoeg energie over om zwaar geschut in stelling te brengen. Met een vrolijke tinteling in haar ogen en een glas rode wijn in haar hand pareert Jutta Scherer, de toekomstige echtgenote, onverschrokken alle aanvallen van Janos Pilinszky, en ze weet hem af en toe zelfs gevaarlijk in de hoek te drijven, maar Janos weet van geen wijken. [2] 
    • 'Een State of the Union in de stad Leuven, dat is toch opgepompte woordenkramerij.' [3] 
71 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]