woont uit
- woont uit
vervoeging van |
---|
uitwonen |
woont (…) uit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwonen
- Jij woont uit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwonen
- Hij woont uit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitwonen
- Woont uit!
- Het woord woont uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.