Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woon·ke·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de werkwoordstam van wonen en keten
enkelvoud meervoud
naamwoord woonketen woonketens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de woonketenv / m

  1. (bedrijf) winkelketen die zich richt op het verkopen van materialen en meubelen voor de inrichting van woningen
    • De Nederlandse woonketen had in Knokke al een tijdje plannen om te verhuizen: de huidige vestiging was met haar 360 m² wat krap.[1] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen