Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woon-zorg·com·plex
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woon-zorgcomplex woon-zorgcomplexen
verkleinwoord woon-zorgcomplexje woon-zorgcomplexjes

Zelfstandig naamwoord

het woon-zorgcomplexo

  1. geheel van voor ouderen bestemde afzonderlijke woningen en meer gezamenlijke huisvesting die zo op korte afstand van dezelfde dienst- en zorgverlening gebruik kunnen maken
  2. instelling die ouderen zowel huisvesting als zorg kan bieden
Synoniemen