Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wol·ken·de·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wolkendeken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wolkendekenv / m, het wolkendekeno

  1. (meteorologie) een aaneengesloten laag wolken
     Een wolkendeken, oorverdovend lawaai en een straaljager die een paar mooie bochten maakt. Op de voorgrond staat Ramon Wenink, op de open laadklep van een transportvliegtuig op twee kilometer hoogte. In een harnas, vastgeketend en met een fotocamera in zijn hand.[1]
     „Ik heb me er inmiddels bij neergelegd dat ik niet alles kan doen wat ik van plan was tijdens deze missie. Overdag een foto van Nederland nemen met een kraakheldere hemel bijvoorbeeld. Dat kan niet meer, omdat de baan van het ISS de laatste weken niet optimaal was. Ik heb het vaak geprobeerd de afgelopen maanden, meestal zat het weer tegen. Nederland lag dan onder een witte wolkendeken. En toen het eindelijk opklaarde, kwam ik ’s morgens vroeg over en was het heiig.”[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Laurien van Ulzen
    “Enschedeër met hoogtevrees fotografeert op 2 kilometer hoogte” (20-05-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Anca Boon
    “André Kuipers telt af voor terugkeer naar de aarde” (30-06-2012), Reformatorisch Dagblad