wildwater
  • wild·wa·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord wildwater
verkleinwoord

het wildwatero

  1. waterweg waarin de laminaire stroming is verstoord zodat turbulentie, vortices, snelle stromingen en tegenstromingen ontstaan en het water veel lucht gaat bevatten
    • Kanovaarder Maarten Hermans is tijdens de EK wildwater in Oostenrijk in de halve eindstrijd van de K1 gestrand. De Nederlandse slalomspecialist, die deelname aan de Olympische Spelen in Rio de Janeiro nastreeft, maakte geen fouten maar was niet snel genoeg voor een plek in de top 15.[1] 
    • Een jonge vrouw is zondagmiddag gewond geraakt toen ze ging staan in een bootje van Efteling-attractie Piraña. Dat bevestigt een woordvoerster van het attractiepark aan pretparkwebsite Looopings. Door de hoge golven in de wildwaterbaan verloor ze haar evenwicht en kwam de vrouw hard ten val.[2]