• whis·ky·fles
enkelvoud meervoud
naamwoord whiskyfles whiskyflessen
verkleinwoord whiskyflesje whiskyflesjes

de whiskyflesv / m

  1. een fles waarin whisky zit of zat
     `Een zuinig laagje zeker.'Faye is strenger dan een diëtiste. Ze bedoelt het goed, maar van tijd tot tijd voelt hij zich net een kleine jongen en gedraagt hij zich ook zo: hij verstopt de whiskyfles en de chocoladerepen op plekken waar zij niet komt.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132