Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • whap·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
whappen
whappte
gewhappt
zwak -t volledig

Werkwoord

whappen

  1. (informeel) (verouderd) berichten versturen met een smartphone
    • Ik heb je al gewhappt. 
     Maar toen hij zaterdagmorgen whappte dat hij het “heel leuk” had, was ik gerustgesteld en opgelucht.[2]
Synoniemen
  1. whatsappen
Hyperoniemen
  1. appen (meest gangbare term)

Gangbaarheid

33 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Simeon van der Vos & Ton van der Wouden
    “Appen, whappen of whatsappen – wat doet u?” (18 april 2018) op neerlandistiek.nl
  2.   Weblink bron
    Joke van den Akker
    “Hoge bergen,diepe dalen” (13 april 2013) op jokevandenakker.nl
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be