werkorder
- werk·or·der
- samenstelling van werk zn en order zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkorder | werkorders |
verkleinwoord |
de werkorder v / m, het werkorder o
- briefje waarop staat wat men moet doen op zijn werk
- ▸ Kom er zo aan! Even snel iets doen: bijna einde werktijd, er moet nog veel gebeuren, vrachtwagenchauffeur staat al uur te wachten. Gevolg: heftruckbestuurder pakt al rijdend werkorder van prikbord en raakt met arm bekneld tussen de kooiconstructie en staander van stelling.[1]
- ▸ Desondanks zou hij zich vragen stellen bij de timing van de software-update waartoe de dealers de opdracht hebben gekregen: sinds eind oktober. Net na het dieselgate-schandaal bij concurrent Volkswagen, dus. 'Dat wordt automatisch ingeladen op onze werkorder. Normaal staat erbij waarvoor het dient, maar nu stond er gewoon bij 'motor ECU updaten"’, zegt de man.[2]
- Het woord werkorder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Een heftruck is geen speeltje: de 5 meest gemaakte fouten” (03-07-2015), Tubantia
- ↑ Weblink bron “'Opel-dealer lijkt verhaal software-update te bevestigen'” (21/01/2016), De Standaard