• welt·schmerz
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘het lijden onder de realiteit’ voor het eerst aangetroffen in 1880 [1]
  • Leenwoord uit het Duits, in het Nederlands echter met een kleine letter geschreven. Het betekent letterlijk wereldpijn.
enkelvoud meervoud
naamwoord weltschmerz -
verkleinwoord - -

de weltschmerzv / m

  1. (psychologie) smart om het leven zoals het is
    • Hij zat de hele tijd maar te zeuren over zijn weltschmerz. 
57 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[2]