welluidendheid
- wel·lui·dend·heid
- afleiding van welluidend met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | welluidendheid | |
verkleinwoord |
de welluidendheid v
- het mooi van klank zijn; de mate waarin iets een goede klank heeft
- Blonk levert nieuwe kerkmuziek waarin welluidendheid en nieuwe klanken samengaan en die op professionele wijze wordt uitgevoerd. [2]
- Het woord welluidendheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad A. M. Alblas 05-04-2018 Recensie: Nieuwe kerkmuziek van Willem Blonk