• wel·lui·dend·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord welluidendheid
verkleinwoord

de welluidendheidv

  1. het mooi van klank zijn; de mate waarin iets een goede klank heeft
    • Blonk levert nieuwe kerkmuziek waarin welluidendheid en nieuwe klanken samengaan en die op professionele wijze wordt uitgevoerd. [2]