• wel·ge·ko·zen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen welgekozen welgekozener
verbogen
partitief welgekozens welgekozeners -

welgekozen [1]

  1. goed en overdacht gekozen
     Het moment is welgekozen, want op dit moment onderhandelen westerse diplomaten met Iran over het atoomprogramma. Die gesprekken lijken, anders dan eerder, perspectief te bieden: eind mei wordt er verder gepraat in Bagdad.[2]
     Uitgeverij Lebowski noemt Thé Lau "een man van welgekozen woorden". Volgens de uitgeverij was het Lau's grote wens om naast een succesvolle carrière als muzikant "ook in de literaire arena, als schrijver, een plek te vinden".[3]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Monique van Hoogstraten
    “Legerchef Israël: Iran wil geen bom” (Woensdag 25 april 2012), NOS
  3.   Weblink bron “'Thé, bedankt! Dapper gestreden makker!'” (Woensdag 24 juni 2015), NOS