Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·der·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wederdienst wederdiensten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

wederdienst m [1]

  1. hulp die je iemand geeft of vraagt in antwoord op eerder gegeven of ontvangen hulp
    • De luchthavenwerknemer nam eind 2012 een envelop met geld aan op een parkeerplaats langs de snelweg, maar volgens hem stond daar geen directe wederdienst tegenover. Volgens Betz wel. In ruil voor het smeergeld zou de man hebben gezorgd dat Imtech facturen ter waarde van zo’n 60 miljoen euro kreeg uitbetaald, verklaarde Betz, zonder dat werd gecontroleerd of Imtech het werk had uitgevoerd. De oud-topman betuigde dinsdag spijt voor de rechtbank. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Barbara Rijlaarsdam 24 augustus 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be