• web·cast
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord webcast webcasts
verkleinwoord

de webcastm

  1. een uitzending die - in tegenstelling tot een webvideo - live wordt uitgezonden via het internet
    • Op het deeltjeslab Nikhef in Amsterdam volgden honderden fysici via een webcast de presentaties op CERN. In Genève was ondermeer de Nederlandse Nobelprijswinnaar Gerard t Hooft bij de presentaties aanwezig. [1] 
    • De webcast van CBS '60 Minutes Overtime' meldt dat Clinton ingeschakeld werd om de Britse legendarische rockband te vragen om eind vorig jaar eenmalig terug samen te komen voor het benefietconcert. [2] 
    • Apple-fans kunnen op donderdag 16 oktober meekijken met het media-event dat de techgigant dan houdt op de eigen campus in Cupertino. De beelden worden, net als eerder, via een webcast en een app op de Apple TV uitgezonden. [3] 
88 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]