• wa·ter·kans
enkelvoud meervoud
naamwoord waterkans waterkansen
verkleinwoord waterkansje waterkansjes

de waterkansv / m

  1. (in België) uiterst kleine kans.
51 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be