was wit
- was wit
- uit was (werkwoord) en wit (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
witwassen |
was (…) wit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van witwassen
- Ik was wit.
- gebiedende wijs van witwassen
- Was wit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van witwassen
- Was je wit?
- Het woord was wit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.