[1] walmuur
  • wal·muur
enkelvoud meervoud
naamwoord walmuur walmuren
verkleinwoord walmuurtje walmuurtjes

de walmuurm

  1. muur die een aarden wal stut
     Met aanmoedigingen vanaf de walmuur en terrassen was het een feest om door de Dijkstraat te rennen. Eindelijk zonder tegenwind. Op weg naar de finish die verplaatst was van het ongezellige haventerrein naar de sfeervolle Markt met veel publiek.[2]
  2. muur van een kade die water en land afgrenst
     „Een vrachtwagen die langs de grachten rijdt, heeft een impact van 200.000 personenauto’s”, zegt Ploos van Amstel. „Al dat transport sloopt de stad. Hoe meer zwaardere voertuigen van de weg af gaan; hoe beter het is voor onze walmuren.”[3]
54 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Wim van Amerongen
    “‘Vol is vol’ op gereanimeerde Dijkenloop in Wijk bij Duurstede” (13-10-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron
    RICHARD VAN DE CROMMERT
    “Amsterdamse kades dreigen in te storten” (25 jan. 2018), De Telegraaf
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be